Geteisem?

Geteisem?

Heerlijk, de musea weer open! Bij wijze van voorpret scrolde ik even door wat oude foto’s. En wéér moest ik grinniken toen ik deze foto zag.
Het was vóór corona. Ik was druk met een serie blogs: Toerist in eigen stad. Ik vroeg mijn gezelschap een foto van mij te maken voor mijn blog. Voor het kunstwerk dat we wilden fotograferen stonden twee olijke suppoosten.
Nu leek suppoost mij altijd een heel érg beroep. De hele dag op je benen staan bij een schilderij en dan héél streng kijken. En kijk je één keer in de twintig jaar niet: hoppa, gaat er zó een mes door het doek. En krijg jíj de schuld. Ik had dan ook altijd een beetje medelijden met suppoosten. Maar deze leken anders.
Ik wilde dus graag een foto van mezelf in het Stedelijk. Daar ik ooit in het Louvre bijna geboeid ben afgevoerd omdat ik een foto maakte van een kunstwerk, besloot ik deze olijke suppoosten om toestemming te vragen.
“Dat mag”, zei de ene suppoost. “Alléén als u eerst een foto van ons maakt.” En ze proestten het uit.
“Zal ik hem naar u mailen?” vroeg ik na de fotosessie. “Wat zal ik als onderwerp boven de mail zetten?”
“Zet er maar ‘Geteisem’ boven”, zei de andere suppoost. En de ene suppoost sloeg zich op de knieën van de jolijt.
Met een groot hart vol vreugd liep ik het museum uit. Als dít geteisem is, doe mij er dan nog maar een paar… 

 

Op 5 mei denk ik aan mijn grootouders; zij overleefden de Hongerwinter in Amsterdam

Op 5 mei denk ik aan mijn grootouders; zij overleefden de Hongerwinter in Amsterdam

Op 5 mei denk ik aan mijn grootouders in de hongerwinter in Amsterdam.

Mijn grootouders hadden een groothandel in koffie, cacao, suiker en thee in de Amsterdamse Schinkelbuurt. Opa Bart Hertroys was een rasechte Amsterdammer, oma Martha Witte kwam van Texel. Hardwerkende middenstanders. Trots doorploeterend tijdens de Tweede Wereldoorlog. Overlevers van de Hongerwinter.

Urenlang konden ze vertellen over de oorlog, mijn grootouders. Dan zaten wij, kleinkinderen, op de dozen met koffie in het grote magazijn. Oh, wat rook het daar lekker. Naar koffie, thee, soms ook naar specerijen.
Dan verhaalde mijn grootvader, maagpatiënt, hoe hij op een fiets met houten banden melk ging halen bij de boeren, ver in de polder. Hoe hij zich door de barricades van de Duitsers moest liegen. Hoe ze in de ijzig koude Hongerwinter ’44 – ’45 houten blokjes onder de tramrails vandaan peuterden om op te stoken in de kachel. De bomen in het vondelpark waren allemaal al gekapt door de verkleumde Amsterdammers. Dan vertelde hij over de onderduikers. Hoe het weinige eten over vele mensen moest worden verdeeld. Hoe honger, het overléven, soms oerangsten en oerdriften bij de mens naar boven brengt.
Dan praatte hij over de boot bij het Centraal Station, die regelmatig een pakket schapenvlees, kaas en aardappels uit Texel bracht. Wat een zégen, als manna uit de hemel kwam er soms zo’n overlevingspakket voor Martha Witte van Texel. Hoe ze deze kostbare lading dan door de stad naar huis moesten brengen met een houten kar. Met een snik zei mijn grootvader hoe ze de hongerige mensen letterlijk van zich af moesten slaan. “Blijf af! Dit eten is van ons…” Mijn moeder zat op de kar en moest met een stok op de handen slaan van mensen die hun kostbare lading wilden stelen. Veertien jaar was ze.
Verbeten zetten ze door, naar huis. Want thuis wachtten ook hongerige monden; familie, buren, vrienden en onderduikers. Mijn grootmoeder vertelde over de moeders wiens zonen werden opgepakt. Over de Joodse buren die bij de laatste razzia tóch nog werden meegenomen. Over de pop, die mijn moeder meegaf aan het Joodse buurmeisje.
Mijn grootouders hebben het overleefd. Maar de wonde bleef. Elk jaar, op 4 mei, herdachten zij degenen die het níet gehaald hebben. Op Bevrijdingsdag herdenk ik mijn grootouders. Zij konden het navertellen.

Onderschrift foto:  Bart Hertroys en Martha Hertroys – Witte.

Ik ben gevaccineerd vandaag. Met AstraZeneca

Ik ben gevaccineerd vandaag. Met AstraZeneca

Begin maart 2020 kreeg ik Corona. Ik was de eerste Coronapatiënt in de praktijk van mijn huisarts. Ik ben flink ziek geweest; ongeveer twee weken hoge koorts en algehele uitputting. Maar ik mag mij zeer gelukkig prijzen; geen ziekenhuis- of IC-opname, en na ongeveer zes weken weer zo gezond als een hoentje. Geen naweeën, geen vermoeidheid, niets!

Ik mocht mij zéér gelukkig prijzen; als één van de weinigen had ik al Corona gehad. Ik was nu immuun. Natuurlijk hield ik de Coronaregels in de gaten; anderhalve meter, mondkapje, en, meneer Rutte, ik waste mijn handen echt stuk! Maar ik was immuun! Geen angst! Hoe heerlijk om in deze bange Coronatijden géén angst te hoeven hebben!

En toen brak er twee weken geleden wél een angstige periode voor mij aan. Ik kreeg een oproep voor vaccinatie bij de huisarts. Met AstraZeneca. Het middel met de bekende, mogelijk dodelijke, bijwerkingen. Ja, slechts één op de 100.000 treft het. Maar je zult maar net…  Ik ben een nuchter mens, maar toch kon ik van de angst een paar nachten niet slapen.

Ik ben niet bang voor Corona, ik ben angstig voor trombose met een laag aantal bloedplaatjes. Voor uitgebreide longembolie en hersenbloedingen. Waaraan je kunt overlijden. Een bijwerking die 7 tot 14 dagen ná vaccinatie kan optreden.

Toch heb ik mij vanochtend laten vaccineren met AstraZeneca. Waarom? Omdat men zegt dat het veilig is vanaf 60 plus. En omdat ik niet achter in de rij wil komen als ik dit vaccin weiger. En omdat ik dan misschien geen  ‘vaccinactiebewijs’ krijg, als het er ooit komt. Waardoor deuren voor mij gesloten blijven.

Ik ben gevaccineerd vandaag. Met AstraZeneca. Nu de komende twee weken dit in de gaten houden:

  • Kortademigheid
  • Pijn op de borst
  • Zwelling in de benen
  • Aanhoudende buikpijn
  • Zware, voortdurende hoofdpijn of wazig zien
  • Kleine onderhuidse bloedingen rond de injectieplaats.

Toch wel angstig…

 

 

Rokjesdag!

Rokjesdag!

Het is echt lente! Het is net alsof er een grauwsluier van je af valt. Je snuift de lente op, en denkt: ‘O ja, zó kan het leven óók zijn.’ Zo… licht. Zo… lekker! En het straatbeeld verandert. Een fenomeen dat wijlen Martin Bril in zijn columns omschreef als: Rokjesdag

‘Het is Rokjesdag. Als bij toverslag zijn de straten opeens gevuld met blote benen’, schreef hij. Voordat deze rokjes aan mogen gaat er vaak een heel pijnlijk, soms bloederig tafereel van ontharen, harsen en smeren aan vooraf’, voegde hij er vilein aan toe.

Tja. Je moet er wat voor over hebben. Voor degenen die dat er níet voor over hebben lokt de variant Bloesjesdag. Bloesjes, dames. Mét of zonder decolleté, in ieder geval, laat ze zien, die blanke armen!

En wij dan, vrouwen! Waar mogen wij ons op zo’n zonnige Rokjesdag op verheugen! Toch niet op het oer-Hollandse fenomeen van de té korte, korte mannenbroek? 

Als ik het mag zeggen: dan hoop ik op Rokjesdag een aantrekkelijke gebruinde mannelijke torso tegen te komen. Wel in T-shirt graag, hier in de stad. Zo’n T-shirt met iets te korte mouwtjes. Met zo’n gespierde borstpartij. Enne…                                     
Beetje ordinair ja. Maar dat mag op Rokjesdag…  Toch, Martin?

Ik heb het rode potlood niet meegenomen

Ik heb het rode potlood niet meegenomen

Ik heb het rode potlood niet meegenomen. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan. Zal ik heel eerlijk zijn? De gedachte was wel door me heengegaan. Toen ik mijn vakje rood had gekleurd, netjes binnen de lijntjes. Niet zo slordig als op het voorbeeld staat afgebeeld! Want wie weet telt je stem dan niet, als je het slordig inkleurt, stel je voor. Dan heb je voor de kat zijn viool urenlang die debatten gevolgd. En had ik net zo goed níet de Stemwijzer, de Kieswijzer, de Stemchecker en het Kieskompas hoeven invullen.

Het stemhokje. Je stemt al vanaf je 18e maar toch voelt het elke keer weer onwennig. Dat taflellaken uitvouwen. En dan op zoek naar die voorkeurstem van die ene partij. Nog eens verder uitvouwen… Ja!  Ik had het rondje helemaal netjes ingekleurd en bekeek mijn werk tevreden van een afstand, toen de gedachte door mij heen flitste: ‘En dat potlood neem ik lekker mee. Dat steek ik stiekem in mijn tas.‘ Ik keek links, rechts om me heen. Teveel getuigen. Ik besloot de beslissing even uit te stellen.

Eerst het geworstel met het niet te vouwen stembiljet. Ik overwoog er een prop van te maken of een vliegtuigje. Een zwevende kiezer! Maar nee, dan zou het stembiljet beslist niet meer geldig zijn. Ondertussen streed mijn geweten. En de braafheid won het van de wellust. De burgerlijkheid overtroefde de kleine dievegge die vast ook in mij huist.

Terwijl ik naar de stembus liep brandde het rode potlood in mijn hand. Zouden de vrijwilligers zeggen: ‘Goed gedaan mevrouw, u mag het rode potlood houden?’ Ze zeiden niets.

Met een stoer gebaar, maar met bloedend hart wierp ik het rode potlood in de bak.

En nu hoor ik dat het rode potlood inmiddels al voor 2500 euro op Marktplaats wordt aangeboden. Dat het een collectors item is. Dat je zonder selfie met Het Rode Potlood eigenlijk niet meer meetelt.

Ik heb het rode potlood niet meegenomen. Braverik. Maar mijn partij heeft wel gewonnen, dat  scheelt.